“Wie is toch die Maker Ed?”, dacht ik elke keer als ik de term op Twitter voorbij zag komen. Steevast ging Maker Ed vergezeld van foto’s van knutselende kinderen. “Leuk”, dacht ik en vrijwel gelijktijdig zag ik Ed en Willem Bever klussen in de Fabeltjeskrant. Geen probleem of klus zo moeilijk of zij losten het op. Konden zij het maken? Nou en of! Voilà, daar had ik mijn ‘Maker Ed’.
Nu is Twitter een gouden bron van informatie en het feit dat Maker Ed meestal aan elkaar wordt geschreven met een hashtag ervoor, zette mij gelukkig op een ander spoor. Ik klikte en las, klikte verder en las nog meer. Maker Ed werd #makered en ik leerde wat het begrip inhield, zonder dat ik de term begreep. Dat weet ik nu, na gisteravond.
‘Makered’ is geen voltooid deelwoord van het neologisme ‘makeren’ en ook Ed Bever heeft er weinig mee van doen. Makered staat voor Maker Education: een manier van leren waarbij het maken of uitvinden van een product centraal staat. Sylvia Martinez is in de Verenigde Staten de goeroe van de makered-movement en schreef over dit onderwerp de must-read Invent to learn.
Terug naar gisteravond. Ik ben met 59 min of meer gelijkgestemde zielen te gast in het FreedomLab – Learn by doing, understand by sharing – in Amsterdam. De initiatiefnemers van De Nederlandse School hebben hier een event georganiseerd over ‘makered’. De Nederlandse School biedt vanaf komend jaar:
een post-doctorale opleiding aan voor ambitieuze onderwijsprofessionals die uitblinken in hun vak en die willen werken aan hun eigen groei en de creatieve ontwikkeling van hun docentschap.
Wij – de gasten, de deelnemers, de geïnteresseerden, de meedenkers, de critici, de leerlingen, de docenten, de toekomstige studenten – gaan vanavond ‘makered’ ervaren. De vier makered-koplopers van Nederland, Arjan, Per-Ivar, Marten en Rolf, staan hun kind ter adoptie af. Met pijn in hun hart, dat wel.
Daar is de melkklopper van Ikea. Onze opdracht luidt: maak daar wat van! Oh mijn hemel, ik? Iets maken? Knutselen? Onder het oog van anderen? Mensen die ik voor gisteravond nog nooit had gezien? En wat ligt daar op die tafel? Rietjes, pijpenragers, gekleurd plakband, een bol katoen, schaar, stanleymes, rare plastic dingetjes, stiften. Sinds ik kan lezen en schrijven zijn dat stuk voor stuk spullen waarmee ik me niet meer heb ingelaten. En met reden.
Ik laat me leiden door de kleuren van het materiaal, door beelden, door wat ik denk dat er mooi uit zal zien. Met de functionaliteit kan ik niet veel. Zo’n melkklopper draait best hard rond, dus mijn creatie zal in ieder geval ronddraaien. En verder… Weet ik veel.
Als ik opzij kijk, zie ik aan de andere tafel mensen samenwerken. Shit, niet aan gedacht. Ik zit compleet in mijn eigen wereldje. Wat maken ze daar? Oei, dat ziet er goed uit. Een prutser ben ik, niets meer, niets minder. Ah, het lijkt een bloem te worden. Bloem, bij… Ja, ja, daar kan ik iets mee. Een bij zoemt rond de bloem. Rietje eraan vast, beetje knopen met dat touw. Tjeezus, wat draait die bij hard rond. Hij moet meer wiebelen. Hmm, misschien zwaarder maken? Ik pruts er een ijzertje aan vast. Shit, niet in het midden. Nu zakt die hele bij opzij. Zucht. Opschuiven dat ijzertje. Ja, ja, zo blijft ie in het midden. Melkklopper aan. Nee! Nog steeds te hard.
En het is tijd… Allemaal stoppen. Ik weet niet of ik opgelucht ben. Ik ben in ieder geval ontevreden, want het bijtje vliegt nog steeds als een dolle rond die bloem.
Nu is het showtime. De mooiste creaties worden gedemonstreerd. Ik vind het gaaf wat anderen bedacht hebben en ben heimelijk jaloers.
Na de showcase bespreken we in tweetallen wat het ‘maken’ met ons gedaan heeft. Ik vind het confronterend om te merken dat samenwerken niet mijn eerste natuur is. Tijdens het knutselen zat ik in mijn eigen coconnetje en het is niet in mij opgekomen om mijn melkklopper vast te lijmen aan die van mijn buurman. Verder voelde ik me jaloers en onzeker. Ook was ik niet de beste, maar dat ik daar last van had, heb ik voor mezelf gehouden.
Op de grootste post-its die ik ooit gezien heb, schrijven we onze bevindingen. Als ik de post-its van de anderen lees, voel ik me opgelucht. Ik ben niet de enige jaloerse trut.
Maar wat nu? De ervaring is er. Wat heb ik geleerd? En wat kunnen mijn leerlingen hierdoor leren? Hoe zet ik Maker Education in bij Nederlands? Wat kunnen we daar maken? Van wat in mij opkomt – poster, kookboek, tijdschrift, gedicht, blog – word ik niet mega-enthousiast. Been there, done that. We vormen een talentafel en discussiëren over het inzetten van ‘maken’. Hoe breder je het begrip maakt, hoe gemakkelijker je zaken die in de les gebeuren kunt zien als ‘maken’. Het maken van een structuurschema voor grammatica, het maken van een spel om woordjes te leren. Helemaal niet verkeerd, maar niet wat ik voor ogen heb. Of zou willen hebben. Ik realiseer me voor de zoveelste keer dat het leren van een vreemde taal wezenlijk anders is dan een goede beheerser te worden van je moedertaal. Ik noteer voor mezelf:
Hangt de beheersingsgraad van een taal samen met de hoeveelheid vrijheid die je kunt geven of de hoeveelheid creativiteit die mogelijk is?
Als het antwoord op mijn vraag ‘ja’ is, dan zouden er bij Nederlands meer mogelijkheden moeten zijn dan bij de moderne vreemde talen of de klassieke talen. Waarom kan ik dan niets bedenken wat in ieder geval mezelf tevreden stelt? Als het antwoord op mijn vraag ‘nee’ is, dan slaat mijn hersenpan op tilt. Dan heb ik meer denktijd nodig om te begrijpen hoe ik dat ‘maken’ kan inzetten. Natuurlijk kan ik klein en beheersbaar beginnen, maar ik wil eerst meer nadenken over wat ‘invent to learn’ als groter geheel betekent voor mijn vak. Hoe kunnen mijn leerlingen binnen het vak Nederlands uitvindingen doen?
De avond loopt ten einde. We wisselen nog één keer uit, er wordt bedankt en gekust en ik schenk mezelf een glas wijn in. Ik heb een enerverende avond gehad met inspirerende mensen. Ik heb ideeën opgedaan, ik heb veel stof tot nadenken én ik heb op een OV-fiets door Amsterdam gefietst.
Echt te gek allemaal.