"Leidt een grotere woordenschat tot beter onderwijs?"

In deze blog vind je een voorbeeld van ‘lezen met de leessandwich’. De inspiratie vond ik in Levende Talen Magazine van juni. Daarin stond een prachtig artikel over de verengelsing van het hoger onderwijs. Schrijfster Annette de Groot zet in dit artikel op een heldere manier uiteen waarom onderwijs in het Engels wel degelijk kan leiden tot kwalitatief minder goed onderwijs. Ik vind haar artikel het sterkst als ze uitlegt hoe het komt dat studenten het Engels op een minder hoog niveau beheersen dan het Nederlands. Mijn leerlingen vinden hun beheersing van het Engels heel goed. Ik vond dus dat ik mijn leerlingen deze beschouwing niet mocht onthouden en maakte er een lees- en schrijfles van.
“Het is vooral vanwege die kleinere woordenschat dat Engelstalig onderwijs vaak nuance en diepgang mist.“
Om een degelijke leesvaardigheidsles te maken, gebruik ik vaak de methode van lezen met de leessandwich. Leerlingen krijgen een opdracht vóór het lezen, tijdens het lezen en ná het lezen. Zo dwing ik hen om goed te lezen én goed na te denken, want kritisch lezen vind ik superbelangrijk, omdat het leerlingen helpt om zich een genuanceerde mening te vormen. Verder blijf ik in deze tijd van het schooljaar zolang mogelijk weg bij de standaardvragen bij een tekst. Die vragen nodigen namelijk niet uit tot het intensief lezen van de inhoud.
De standaard toetsvragen (hoofdgedachte, alineaverbanden, argumentatieschema’s etc.) leiden vooral tot een soort zoekend lezen die weinig tot niets met de inhoud van de tekst te maken heeft. Natuurlijk train ik mijn leerlingen wel op dit soort vragen, maar dat doe ik pas als de toets of het examen echt ‘dichtbij’ komt. Tot die tijd vind ik het belangrijker dat ze echt lezen en daarin kilometers maken en daarvoor is lezen met de leessandwich is handige methode.
Differentiatie
Het onderwerp waarover de leerlingen uit klas 5 en 6 gaan lezen, is de verengelsing van het universitaire onderwijs. Om te differentiëren zou ik ervoor kunnen kiezen om verschillende teksten over dit onderwerp aan te bieden. Verschillend van moeilijkheidsgraad of verschillend van tekstsoort. Echter, daar kies ik in deze opdracht niet voor, omdat ik juist wil dat ze déze tekst lezen, zoals ik in de inleiding al schreef. Om toch te differentiëren en de leerlingen een keuze te bieden, kunnen ze straks tijdens het lezen een keuze maken uit vier verschillende opdrachten. Daarnaast gaan ze ook schrijven en niets is zo persoonlijk en dus differentiërend als schrijven. Zo geef ik in deze les de differentiatie vorm.
Voor het lezen
Voor het lezen laat ik mijn leerlingen een fragment zien uit een aflevering van Een Vandaag. Hierin komen voor- en tegenstanders van Engelstalig onderwijs aan het woord. Daarna gebruik ik Mentimeter om de mening van de leerlingen te peilen.



Zoals je kunt op de afbeelding vonden mijn 51 leerlingen, vóórdat ze gingen lezen, het behoorlijk goed dat er zoveel Engelstalig onderwijs is. Ze scoren een 3,6 op een schaal van 5. Ik ben benieuwd of ze na deze lessen hun mening bijstellen of nuanceren.
Mentimeter is een hartstikke handig hulpmiddel om boven water te krijgen wat je leerlingen vinden of denken. Hierdoor kun je het gebruiken om formatief te werken, doordat je beter in beeld krijgt wat er in de hoofden van alle leerlingen omgaat. Hierover zal ik in een latere blog nog weleens schrijven.
Tijdens het lezen
Zoals gezegd gaan de leerlingen nu het artikel uit Levende Talen lezen. Ze kunnen hierbij kiezen uit 4 opdrachten:



- Onderstreep de argumenten en geef ze een + of een -.
- Zet de argumentatie van dit artikel in een schema.
- Maak een mindmap van dit artikel.
- Zet een uitroepteken in de kantlijn als de informatie die je leest nieuw voor je is of als je de informatie opvallend vindt.
Het grote voordeel van een opdracht tijdens het lezen, is dat alle leerlingen veel serieuzer gaan lezen. In mijn klassen kozen veel leerlingen voor opdracht 1 en dat is helemaal niet erg. Het feit dat er überhaupt iets te kiezen valt, zorgt al voor motivatie.
Na het lezen
Beide klassen krijgen een schrijfopdracht voor na het lezen. Ze moeten een argumenterende tekst schrijven van 4 alinea’s in exact 300 woorden. De tekst moet een titel krijgen, een inleiding, een kern en een slot. Het geringe aantal woorden zorgt ervoor dat leerlingen heel bewust moeten kiezen wat ze wel of niet in hun tekst opnemen. Daarnaast zorgt dat ervoor dat mijn eigen werkbelasting binnen de perken blijft. 😉
Leerlingen worstelden tijdens het schrijven met dat aantal woorden en dat is prima! Ze vroegen ook of ze iets mochten opzoeken om hun argumentatie te ondersteunen. Dat vond ik prima op voorwaarde dat ze er wel hun eigen woorden aan zouden geven.
De argumenterende tekst moeten ze bij mij inleveren, omdat ik een beeld wil krijgen van wat deze leerlingen kunnen op het gebied van schrijven. Zo kom ik erachter wat er in mijn lessen schrijfvaardigheid nog aan bod moet komen. Mijn leerlingen in klas 5 krijgen in de loop van deze periode een leesvaardigheidstoets. De leerlingen van klas 6 bereiden zich voor op het SE schrijven. Voor beide groepen is deze opdracht dus leerzaam.
En nu?
De teksten zijn geschreven, maar het zou een gemiste kans zijn als ik daar als enige lezer naar zou gaan kijken. Daarom gaan de leerlingen hun zelfgeschreven teksten met elkaar vergelijken en schalen. Welke tekst is de beste en waarom? Daaruit gaan zij dan destilleren wat de kenmerken zijn van een goede argumenterende tekst. Vervolgens kan ik daar dan weer aanvullingen op maken op basis van wat ik in hun teksten heb gelezen. Met deze kennis kunnen de leerlingen door naar de volgende lees- of schrijfvaardigheidsles om een stap verder te komen met hun eigen lees- of schrijfvaardigheid. Formatiever kan het niet!