Op 8 maart jongstleden mocht ik op de conferentie van De Talengroep ‘(Ver)Stevig(d) taalonderwijs’ een good practice verzorgen. Ik liet de belangstellenden ervaren hoe het is om in wedstrijdvorm aan de slag te gaan met moeilijke lesstof. Mijn good practice ‘Kraak de kluis’ lijkt een klein beetje op een escaperoom en – dat weten jullie misschien wel – escaperooms doen het goed in onderwijsland. Daarover heeft Ankie Cuijpers op Komenskypost een uitgebreid artikel geschreven, waaruit ik ook geput heb voor mijn good practice.
Uit het aantal collega’s dat de good practice bijwoonde, bleek dat er veel belangstelling is voor dit soort lessen. Vandaar dat ik dacht: laat ik er een blog aan wijden. Dat is dan tegelijkertijd mijn terugkeer in onderwijsblogland, want ik zag dat mijn laatste blog alweer dateert uit 2015. Wat het krijgen van een kind al niet vermag.
Hoe ziet mijn les eruit?
De lesstof voor mijn leerlingen uit gymnasium 6 bestaat uit drie paragrafen uit Literatuur (Dautzenberg). De paragrafen over Van Ostaijen, Nijhoff en Slauerhoff. De good practice bestaat uit 2 lessen.
In les 1 verdeel ik de groep in drieën. Iedere leerling heeft nummer 1, 2 of 3 gekregen en krijgt de opdracht om één paragraaf – en dus één dichter – te bestuderen. Ze moeten een mindmap maken van de paragraaf, de gedichten bestuderen en aan het eind van de les in staat zijn om de kenmerken en ontwikkeling van het werk van ‘hun’ dichter te reproduceren. Mochten ze hun taak niet afhebben, dan is dat huiswerk voor les 2.
In les 2 laat ik de leerlingen bij binnenkomst hun mobiele telefoon inleveren in een rolkoffertje. Dat koffertje gaat direct op slot. Op het smartboard staat een timer op 30 minuten. De timer loopt nog niet.



De leerlingen worden verdeeld in drietallen. In elk drietal zit een Van-Ostaijenexpert, een Nijhoffexpert en een Slauerhoffexpert. Er zijn toevallig twee Nijhoffexperts ziek, dus voor die tweetallen kopieer ik snel de paragraaf, zodat ze wel mee kunnen doen. Vervolgens krijgen de leerlingen 13 gedichten. Die gedichten zijn van de dichter die ze hebben bestudeerd en er is één gedicht van een heel andere dichter.
Het is de bedoeling dat ze de gedichten op een bepaalde volgorde leggen (zie afbeelding hiernaast). De gedichten hebben allemaal een nummer, dus als de leerlingen de juiste volgorde vinden en ze daar een door mij bedachte formule op toepassen, dan vinden ze de code om de kluis te kraken. En zoals gezegd bevinden hun telefoons zich in mijn koffer en aan die koffer hangt een cijferslot. Dus de code die ze vinden, moeten ze daarop loslaten. De tijd gaat in. Ze hebben 30 minuten.
Wat is het effect van deze les?
De leerlingen gaan fanatiek aan de slag. De tijd tikt en hun waardevolste apparaat zit opgesloten in de koffer. Ze kijken en vergelijken. Ze praten over de inhoud van de gedichten en over de vormkenmerken. Ze hebben elkaar nodig, dus niemand kan gaan zitten ‘niksen’.
Uiteindelijk kraken mijn leerlingen de kluis na 24 minuten. Daarna neem ik alle 13 gedichten nog kort door en krijgen ze hun telefoons terug. Moet je in elke les zo’n escaperoom inzetten? Nee. Is het heel leuk, nuttig en activerend om deze lesvorm zo nu en dan toe te passen? Zeker wel! En met een beetje fantasie laat heel veel lesstof zich vangen in een puzzelvorm. Kijk voor ideeën maar eens in het artikel in Komenskypost dat ik hierboven al noemde.
Succes!