Aanstaande woensdag gaat het nieuwe schooljaar beginnen. Ook na 13 jaar vind ik het altijd weer spannend om te starten. Blijkbaar houdt dat voor mij nooit op.
Om me voor te bereiden lees ik een boek met de titel ‘Orde houden in het voortgezet onderwijs‘. Schrijfstraf, procedures en consistentie worden in dit boek aangedragen als heilige huisjes om ervoor te zorgen dat elke klas als was in je handen wordt. Tenminste, als je elk conflict aangaat en het minimaal zes weken volhoudt.
Ik word op m’n vingers getikt door een collega op Twitter die vindt dat ik als tegenwicht het boek ‘Pedagogische tact‘ moet lezen. Bij gebrek aan een ebook van deze titel lees ik een aantal artikelen, onder meer van Marcel van Herpen, over dit ‘pedagogische tact’ dat uitgaat van verbinding en een goede relatie met de leerling. Geen onvoldoendes, geen straffen.
Nu raak ik in de war. Wat ga ik doen in die eerste les? Wat doe ik in de eerste week? Hoe stel ik me op gedurende de eerste zes weken? Er heerst een spanningsveld tussen beide visies die aangeboden worden. Mijn gevoel gaat uit naar de ideeën van ‘pedagogisch tact’: de relatie met de leerling is wezenlijk en in verbinding blijven met hem is cruciaal voor het leerproces. Maar… Mijn ervaringen van de afgelopen twee jaar doen mij neigen naar schrijfstraffen, regels, routine, procedures en conflicten.
Kan ik beide visies met elkaar verenigen? Moet ik kiezen? Ik kom er niet uit.
Gelukkig weet ik ook wel dat ik ook nog mijn eigen ervaring heb om op terug te vallen, maar als ik béter wil presteren dan vorig jaar, dan zal ik ook een stap vooruit moeten zetten. Ik weet dus nu niet goed welke stap dat moet zijn.
Ik heb er vanavond voor gekozen om twee aspecten van het starten met een nieuwe klas op te pakken.
Ten eerste heb ik een doel geformuleerd voor mijn klassen. Het is een doel dat voor elke leerling haalbaar is. Iedere leerling één stap vooruit. Met elke individuele leerling kan ik overleggen over wat die stap gaat worden. De stap kan klein of groot zijn. De stap kan over één onderdeel van mijn vak gaan of breder geformuleerd worden, maar iedere leerling gaat een stap vooruit maken.
Het formuleren van een doel kan ik in beide visies plaatsen. Het schept de duidelijkheid die nodig is volgens ‘Orde houden in het VO’ en samen met de leerling een individueel doel formuleren betekent ook dat je werkt aan de relatie met je leerling. Nou, dat is in ieder geval al iets.
Om alvast meer te weten te komen over mijn leerlingen heb ik met behulp van ‘Google Forms’ een formulier gemaakt om te inventariseren wat ze nodig hebben om te kunnen leren, waar ze goed in zijn en welke stap ze zouden willen zetten. Ik had nog nooit zo’n formulier gebruikt of gemaakt en ik was verbaasd hoe eenvoudig het was. (Als je op het logo van Google Drive klikt, kom je bij het formulier dat ik heb gemaakt. Vul het alsjeblieft niet in!) Alle ingevulde antwoorden worden automatisch verzameld in een spreadsheet. Ik ben benieuwd naar de resultaten!
Ten tweede heb ik nagedacht over de klassenplattegrond. Volgens ‘Orde houden in het VO’ is het slim om een plattegrond paraat te hebben. Dat schept duidelijkheid, maar hoe maak je een klassenplattegrond als je de leerlingen nog niet kent? Je kunt leerlingen zelf laten kiezen, maar dan wordt het al snel te gezellig. Je kunt zelf een plattegrond maken, maar dan is die gedeeltelijk gebaseerd op willekeur en gedeeltelijk op voorkennis. Dat lijkt me voor de leerlingen geen eerlijke start.
Ik heb ervoor gekozen om een groepjesmaker te gebruiken. Dit is een online tool waarmee je groepjes kunt genereren. Zo kan ik een objectieve plattegrond maken, waarbij leerlingen een plek krijgen die door toeval is ingegeven. Zij hebben geen invloed, maar ik ook niet, dus dat levert een ‘neutrale’ start op. Na twee weken kan ik de plattegrond met de klas evalueren en hem aanpassen als ik dat nodig vind.
Zo. Ik heb een hoop geleerd vandaag. Nu mijn leerlingen nog.