Ik zie hem nog zo zitten in de personeelskamer met zijn leesbril op zijn voorhoofd geschoven, mijn collega Wil. Zo’n twintig jaar geleden was hij al rond de 60 en had natuurlijk een bak meer ervaring dan ik. Hij was consciëntieus in zijn werk en stelde hoge eisen aan zijn leerlingen en zichzelf. Maar waar ik hem vooral in bewonderde, was dat hij altijd direct ging nakijken als leerlingen een schrijftoets gemaakt hadden. Met zijn montuurloze bril op zijn voorhoofd (waar had hij dat ding eigenlijk voor? Lezen deed hij er niet mee.) zat hij roerloos in de personeelskamer en corrigeerde tekst na tekst in zijn zwierige en onleesbare handschrift.
Zelf ploeterde ik maar rond als klas 4 betogen had geschreven of als de vijfdeklassers hun populair-wetenschappelijke artikelen hadden ingeleverd, over een onderwerp dat ze bij biologie hadden onderzocht. Ik stelde uit, ik voelde de aapjes op mijn schouder, ik deed eindeloos over de eerste tekst en kreeg uiteindelijk hoofdpijn van al dit getob. Herkenbaar?
Door de jaren heen leerde ik om iets meer te ‘slonzen’ wat betekende dat ik minder perfectionistisch ging nakijken. Ook schreef ik minder bij de tekst. Mijn leidinggevende Josephie zei dat een leerling die het naadje van de kous wilde weten dat tijdens de les met mij kon bespreken. En hoeveel leerlingen waren er dat normaalgesproken? Drie of vijf? Wat maakte het dan noodzakelijk om bij elke tekst zoveel opmerkingen te schrijven? Kon ik ook een cijfer bepalen zonder al die extra arbeid? Ik dacht van wel.
Later – veel later – leerde ik dat het schrijven van feedback bij summatieve schrijfopdrachten sowieso zinloos is, omdat leerlingen zo gefocust zijn op hun cijfer dat de feedback überhaupt niet meer binnenkomt. Zonde van de tijd en energie die je er als docent insteekt. Die feedback kun je veel beter eerder in het schrijfproces aan de leerlingen geven.
Je zult onderhand wel denken: ze ging toch vertellen hoe je een beschouwing kunt nakijken in 14 minuten? Ja, natuurlijk! Maar al schrijvende vond ik het proces dat me bij deze manier van werken heeft gebracht ook interessant. Hoe ik schrijfsels nakijk, is namelijk ontstaan met heel veel vallen en opstaan: uren koppijn en eindeloze uurtjes achter mijn bureau, aan tafel in de woonkamer of in een doodstil lokaal.
Op voorhand: laat je leerlingen de tekst typen! Het ontcijferen van jongenshandschriften kost onnoemelijk veel tijd en vertroebelt ook je eerlijke kijk op het schrijfproduct.
- Zoek een rustige plek om te werken. Zo stil als jij prettig vindt. Corrigeren is een klus waarvoor je veel concentratie nodig hebt, dus je werkgeheugen vindt elke vorm van ruis onprettig. Wil je toch muziek luisteren, luister dan naar muziek die al bekend is voor je en die je niet afleidt van je taak.
- Zoek een tijdstip op de dag waarop je veel concentratie hebt. Voor mij is dat in de ochtend, omdat er dan nog geen ‘ruis’ mijn hersenpan in is geslopen in de vorm van social media, Whatsappjes, mails en vragen van collega’s.
- Zorg voor een goed nakijkmodel. Sinds ik op deze school – het Stedelijk Gymnasium Breda – met een heel gestructureerd nakijkmodel werk, is mijn nakijktijd echt verminderd. Dat komt omdat ik daar heel stapsgewijs mee kan werken en er geen noodzaak is om teksten meer dan één keer zorgvuldig door te nemen (uitzonderingen daargelaten).
- De eerste twee of drie teksten kosten altijd wat meer tijd, omdat ik altijd weer even moet uitzoeken welke werkwijze ik precies toepas.

Het wondermiddel? Ik werk met een timer. Op mijn telefoon heb ik de app ‘Focus Keeper’ die is gebaseerd op de Pomodoro-methode. Standaard staat die timer op 25 minuten. Ik begin ook altijd met die 25 minuten en streef er dan naar om de eerste tekst binnen 25 minuten na te kijken. Al gauw merk ik dan dat het daadwerkelijk sneller gaat en schroef ik mijn timertijd per tekst omlaag. Ik kijk steeds met een scheef oog naar de timer die links van me ligt. Hoe veel tijd heb ik nog? Oh, nog 9 minuten. Dat ga ik makkelijk redden. Hoe heerlijk is het als je wat tijd overhoudt. Dat werkt als een minibonus!
Bij dit nakijkmodel (zie afbeelding) volg ik de volgende 10 stappen:
- Ik kijk of leerlingen netjes twee regels hebben opengelaten tussen inleiding en kern en tussen kern en slot. Alles netjes? 5 punten. Geen regels opengelaten? 3 punten.
- Ik kijk naar de titel en scan het slot, zodat ik weet of de titel terugkomt in de tekst van de leerling. Dat is vaak niet het geval. De titel geef ik meestal 3 punten als hij netjes is, maar niet echt prikkelend. 4 punten als hij wel prikkelend is, maar niet echt terugkomt in de tekst en 5 punten als hij prikkelend is en mooi terugkomt in de tekst, meestal het slot.
- Nu lees ik de inleiding. Die beoordeel ik ook meteen. Als ik direct in de tekst wordt gezogen met een interessante actualiteit en glashelder is over welke hoofdvraag deze beschouwing gaat: 5 punten. Of minder punten als dit niet het geval is. Een ‘gewone’ inleiding krijgt altijd 3 punten.
- Ik nummer de alinea’s uit de kern. De meeste leerlingen schrijven 3 of 4 alinea’s. De deelonderwerpen van de alinea’s noteer ik op het nakijkblad bij punt A2 (keuze van deelonderwerpen).
- Hierna kijk ik de kern per alinea na. De nummers van de alinea’s noteer ik bij elk criterium op het beoordelingsmodel. Voor elke alinea bepaal ik vervolgens: de diepgang, of hij SExI is geformuleerd en of de bronnen goed verwerkt zijn. Achter de nummers noteer ik +, – of +-. Heeft een leerling 4 plusjes, dan krijgt hij 5 punten. 3 plusjes? 4 punten enzovoort. Als me tijdens het nakijken iets opvalt aan een alinea noteer ik dat kort op de tekst van de leerling, zodat ik later kan uitleggen hoe de score tot stand is gekomen.
- Per alinea beoordeel ik ook meteen spellings-, interpunctie- en formuleringsfouten. Die noteer ik in de kantlijn met ‘S’, ‘I’ of ‘F’.
- Nu lees ik het slot. Ik ken daar direct punten aan toe. Vaak 3 punten. Mijn leerlingen schrijven meestal geen geweldige eindalinea.
- Het moeilijkste is nu gedaan. Ik noteer nu scores voor ‘Opbouw’ en ‘Verwoording’. Soms moet ik daarvoor de tekst nog een keertje ‘scannen’. Meestal heb ik al wel een idee op basis van wat ik net heb gelezen.
- Nu tel ik alle taalfouten op en noteer die bij ‘Taalgebruik’.
- Tot slot tel ik alle punten op, deel ze door 9 en bekijk of ik het eens ben met het eindcijfer. Vind ik – op basis van mijn ervaring – dat het cijfer te hoog of te laag uitvalt, dan schuif ik nog wat met de scores.
Als een beschouwing heel goed is, dan kan ik die tekst op deze manier nakijken in 10 minuten. Is de beschouwing heel slecht, dan worden het er eerder 20. Gemiddeld genomen kom ik dan toch gemakkelijk aan 14 minuten, mits ik goed geconcentreerd ben.
In tekst 1 van het havo-examen van 2021 (tijdvak II) las ik dat als mensen ouder worden ze minder geneigd zijn om uit te stellen. Dat heeft dan met de ontwikkeling van de hersenen te maken of misschien wel met het besef dat tijd schaars is en dat je levenseinde met rasse schreden naderbij komt. Ik weet niet welke van de oorzaken ertoe leidde dat mijn 60-jarige collega Wil zo consciëntieus kon werken, maar ik weet wel wat er bij mij voor zorgde dat ik deze taak – het nakijken van betogen of beschouwingen – altijd zo enorm uitstelde.
Dat heeft te maken met de ‘angstige’ gedachten die je kunt hebben over deze grote nakijkklus: ‘Ik kan het niet’. ‘Ik weet niet hoe betrouwbaar het cijfer is’. ‘Het is zo saai’. ‘Het is zo’n lange klus’. We tackelen al deze gedachtes en daarna ga je aan het werk!
Ik kan het niet. Natuurlijk kun je het wel. Je hebt dit al heel vaak gedaan. Vertrouw op je ervaring.
Ik weet niet hoe betrouwbaar het cijfer is. Het cijfer is altijd een beetje onbetrouwbaar. Als je bij een leerling enorm twijfelt, kijk er dan samen met een collega naar. Dat geldt ook voor leerlingen die ontevreden zijn met hun cijfer. Ik kijk eerst samen met die leerling naar zijn werk. Nog steeds ontevreden? Geen probleem, dan kijkt een van mijn collega’s ernaar. Zo ver komt het gelukkig maar zelden.
Het is saai. Ik heb gemerkt dat ik het eigenlijk helemaal niet saai vind. Elke tekst is anders en ik houd mezelf voor ogen dat ik oprecht geïnteresseerd ben in wat mijn leerlingen geschreven hebben. Een kwestie van mindset. Eigenlijk is een proefwerk leesvaardigheid nakijken veel saaier.
Het is zo’n lange klus. Dat klopt, daarom schreef ik deze blog!
Succes met nakijken!