Duimpje omhoog, duimpje omlaag

duimpjes


INLEIDING

In maart 2018 alweer schreef ik voor het laatst een blog ‘Kraak de kluis‘ met daarin een werkvorm die ook vandaag de dag nog superrelevant is, de escaperoom. Jongeren ‘spelen’ nu eenmaal graag  en een lesvorm waarin spelelementen verwerkt zijn, leidt tot meer motivatie en meer leerplezier.

Vandaag wil ik jullie een voorbeeld geven van een manier waarop je op een poepsimpele manier formatief kunt evalueren in je les.

Jullie kunnen nu verschillend reageren:

  1. Formatief evalueren? Wat is dat?
  2. Formatief evalueren? Veel te veel werk!
  3. Formatief evalueren? Oh nee, hè, alweer zo’n trendy onderwijsontwikkeling…
  4. Formatief evalueren? Dat wil alleen de schoolleiding.
  5. Formatief evalueren? Doe ik al de hele dag, dus kom maar op met dit idee!

ACHTERGROND

Maak je geen zorgen. Ik leg het kort uit. Het idee achter formatief evalueren is dat de leerling en de docent zicht proberen te houden op wat er geleerd wordt en vervolgens kunnen beslissen welke vervolgstap nodig is, zodat de leerling meer leert of beter wordt in een vaardigheid.

Dat is niet schokkend, toch? De focus ligt dus – nog meer dan voorheen – op het leerdoel dat je wilt behalen met je leerling. Tegelijkertijd probeer je zo goed mogelijk in beeld te houden of de leerling zich verbetert. Leren beschouwen we als een doorlopend proces dat zo min mogelijk onderbroken wordt door toetsen met cijfers of O/V/G’tjes, omdat die ervoor zorgen dat de leerling denkt: ‘Het is klaar, op naar het volgende.’ Het leren voor ons vak is natuurlijk nooit klaar. Dus de neusjes van onze cijferbeluste leerlingen moeten een beetje gedraaid worden, zodat ze in de ‘leerstand’ blijven staan.

Goed, we willen dus regelmatig checken of leerlingen:

  • al bepaalde kennis of vaardigheden bezitten;
  • door jouw lessen of door hun activiteiten in en buiten de les kennis of vaardigheden hebben opgedaan;
  • de opgedane kennis en vaardigheden niet vergeten.

Hoe kunnen we dat doen zonder dat het ons veel extra tijd kost?

PRAKTIJKVOORBEELD

Ik heb dit jaar een alleraardigste eerste klas. Dat is op het Stedelijk Gymnasium Breda, waar ik werk, niet uitzonderlijk, maar ook op deze school zijn er echt wel verschillen. Grammatica, zinsontleding, vinden wij belangrijk. Zonder gereedschap waarmee je kunt praten over taal, wordt het leren van al die talen immers best lastig. Deze week ben ik met klas 1C bezig met het ‘werkwoordelijk gezegde’. De leerdoelen zijn:

  • aan het eind van de les weet je in welke vormen het werkwoordelijk gezegde voor kan komen in een zin;
  • aan het eind van de les kun je in een zin alle onderdelen van het werkwoordelijk gezegde aanwijzen.
Peiling

We gaan aan de slag. En bij iedere stap die we zetten, controleer ik of de leerlingen het begrepen hebben met ‘duimpje omhoog, duimpje omlaag’. Snap je dit stukje theorie? Duimpje omhoog. Snap je er niks van? Duimpje omlaag. Twijfel je of je het helemaal begrijpt? Duimpje opzij. In een paar seconden zie ik welke leerlingen het wel of niet snappen. Ik kan daarna gemakkelijk bij een aantal leerlingen checken of ze de stof echt begrepen hebben of welk element ze nog niet begrijpen. In het klassengesprek dat hierop volgt, komt de theorie via diverse leerlingen nogmaals langs en volgt een nieuw controlemoment.

Nu gaan de leerlingen een paar zinnen ontleden. Een stuk of 3. Iets meer als je sneller bent of iets minder als je wat langzamer bent. Hier zet ik ‘de vingers’ in. Na bespreking van een zin vraag ik hoeveel foutjes een leerling had, hierbij benadrukkend dat fouten geweldig zijn om te maken, want daar leer je het allermeest van. Bij 0 fouten: duimpje omhoog. Bij één foutje 1 vinger, bij twee foutjes 2 vingers enzovoort. Ook hier heb ik in een paar tellen door wie nog wat hulp kan gebruiken en kan ik eventuele vervolgstappen vlot inzetten.

Deze manier van werken maakt het voor mij eenvoudig om in de gaten te houden hoe goed de leerlingen de stof opnemen en verwerken. En de leerlingen kunnen zich niet of nauwelijks onttrekken aan de les. Ook in hogere klassen is ‘duimpje omhoog, duimpje omlaag’ inzetbaar, zolang je duidelijk maakt waarom je dit middel gebruikt.

Morgen gebruik ik ‘de duim’ bij woordenschat. Ken je het woord en kun je het actief gebruiken? Duimpje omhoog. Herken je het woord en snap je de betekenis in een tekst? Duimpje opzij. Ken je het woord en de betekenis nog niet? Duimpje omlaag.

Denk je dat je deze poepsimpele manier van formatief evalueren in kunt zetten in jouw les van morgen? Geef dan een duimpje omhoog!

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *